De stad Amsterdam kent dagelijks (zeker in het hoogseizoen) een groot aanbod aan touringcars. Deze touringcars brengen bezoekers naar de stad voor allerlei (toeristische) activiteiten. Ook brengen zij toeristen naar de vele bezienswaardigheden rondom de stad (Keukenhof, Zaanse Schans, Volendam etc.). Om al deze stromen in goede banen te leiden heeft Amsterdam een groot aantal drukbezochte touringcarhaltes binnen en buiten de S100.

De gemeente Amsterdam gaat echter vanaf 2023 touringcars zwaarder dan 7,5 ton weren uit het centrum (binnen de S100). Hierdoor wordt het naar verwachting drukker op halteerlocaties buiten het centrum. Om deze drukte beheersbaar te houden is het noodzakelijk om het gebruik van halteerlocaties te optimaliseren door middel van regulering en monitoring. Amsterdam wil dit o.a. doen door het reserveren en beprijzen van halteren.

Daarom hebben wij een variantenstudie uitgevoerd naar een systeem voor Reserveren en Beprijzen van Touringcars (RBTC) met als primaire doel het zo optimaal mogelijk inzetten van de beperkte halteer- en bufferlocaties.

In totaal zijn er drie onderscheidbare varianten onderzocht waarbij ook aandacht besteed is aan de positie van de hop-on hop-off bussen en de overstap van en naar de rondvaartboten.

In het onderzoek hebben wij gekeken naar de situatie in andere (Europese) steden en hebben wij onze kennis van dynamische busstations, vrachtwagen-parkeren en mobiliteits-apps (parkeren, MaaS, etc.) gebruikt bij het vormgeven van de systemen.

Belangrijk onderdeel van het onderzoek was de juridische uitvoerbaarheid van de varianten in relatie tot het gebruik van de openbare ruimte. Hierbij hebben wij ons laten ondersteunen door Damsté advocaten.

De drie varianten die zijn onderzocht, zijn onderscheidend op de wijze waarop haltebezetting wordt gemonitord, gebruikers worden geïnformeerd en de beschikbare halteerplekken worden toegewezen. Per variant is vervolgens gekeken naar de businesscase incl. total cost of ownership, mogelijke opbrengsten en netto contante waarde van kosten en opbrengsten.

Om een voorkeursvariant objectief te onderbouwen zijn de varianten onderling vergeleken op basis van een kwalitatieve en kwantitatieve gevoeligheidsanalyse, SWOT en een multi criteria analyse (o.a. verkeersveiligheid, optimalisatie, minimaliseren overlast).

De hele variantenstudie is beschreven in  een rapportage inclusief SSK-ramingen en een implementatieplan (met uitvoeringsplanning en risicodossier).